7 tips om beter samen te werken over sectoren heen in participatieve kunstpraktijken

item_left

item_right

7 tips om beter samen te werken over sectoren heen in participatieve kunstpraktijken

Artikel

Hoe zorg je ervoor dat een samenwerkingsverband in een participatieve kunstpraktijk meer is dan het opzetten van enkele waardevolle projecten? Hoe kunnen artistieke en niet-artistieke partners in eenzelfde buurt gelijkwaardig en inclusief samenwerken om tot nieuwe verbindingen te komen? Dat zijn de vragen waar de partners van het traject Participatie als Danskunst mee aan de slag gingen, met steun van het Cera Impulsprogramma. Ze geven hieronder zeven tips die cross-sectorale samenwerkingen kunnen versterken.


Foto: Leon at Open Streets (c) Ivan Put

In maart 2022 brachten we een lerend netwerk samen van individuen en organisaties rond bovenstaande vraag. Een twintigtal mensen verzamelde bij Zonnelied in Molenbeek, één van de partners in het traject Participatie als Danskunst. De groep was samengesteld uit mensen die actief zijn in de kunst- en cultuursector, welzijn, jeugdwerk, onderwijs en organisaties met expertise rond samenwerking. Ook Tessel Holsbergen was aanwezig. Zij behaalde haar master Agogische Wetenschappen aan de VUB met de masterproef ‘Cross-sector samenwerking in participatieve kunstprojecten: samen aan de slag met een maatschappelijke rol in de buurt’. Haar inspiratie voor dit thema haalde ze bij het traject Participatie als Danskunst.

In dit artikel sommen we de belangrijkste tips op die cross-sectorale samenwerkingen in participatieve kunstpraktijken kunnen verbeteren. Ze zijn gebaseerd op de ervaringen in het lerend netwerk en op de thema’s die Tessel Holsbergen ook in haar masterproef benoemt: omgeving, groepsleden, structuur, proces communicatie, doel/visie en middelen. Waar mogelijk geven we een praktijkvoorbeeld mee. Je kan de tips zien als een succesfactor voor betere samenwerkingen, maar evengoed als een uitdaging of mogelijke valkuil om rekening mee te houden.

TIP 1: Check de omgevingsfactoren

Uit onderzoek blijkt dat de omgeving waarin een samenwerking zich afspeelt een sterke invloed heeft op de samenwerking zelf. Hebben organisaties al eens eerder samengewerkt? Schatten ze elkaar in als betrouwbaar en competent? Dan zal dit het vertrouwen tussen de partners verhogen en is de samenwerking meer geneigd om te slagen. Externe factoren in de bredere context van de samenwerking (zoals de coronacrisis) kunnen behoorlijk in de weg gaan zitten. Terwijl steun uit de omgeving, uit politieke hoek of door sleutelfiguren uit de wijk, dan weer heel bevorderlijk kan zijn voor een samenwerking. Check dus voor én tijdens een samenwerking welke omgevingsfactoren jouw samenwerking positief of negatief (kunnen) beïnvloeden.

TIP 2: Zorg voor een goed contact tussen de groepsleden

Samenwerking tussen organisaties gaat makkelijker als er goede en persoonlijke onderlinge relaties tussen de mensen in het samenwerkingsverband zijn. Als mensen elkaar persoonlijk kennen, zijn ze meer geneigd elkaar te vertrouwen, zullen ze elkaar sneller op de hoogte houden, vaker afspreken en het samenwerken ook als leuker ervaren. Investeer dus voldoende en blijvend in kennismaking en groepsvorming en probeer je te verplaatsen in het hoofd van de ander.

De partners van Participatie als Danskunst trokken in het begin van hun samenwerking tijd uit om bij elkaar op werkbezoek te gaan. Zo’n werkbezoek duurde twee uur, waarbij de partners eerst meedraaiden in elkaars werking, gevolgd door een nabespreking. Zo ontstond er meer begrip voor elkaars situatie, zoals een hoge werkdruk door een tekort aan leerkrachten. Al drie jaar lang komen de partners om de zes à acht weken samen. Soms is er een doelgerichte agenda, maar nog vaker staat de samenkomst in teken van deling en uitwisseling. Daar komen fijne ideeën en cross-overs uit, zoals één van de partners die een bureauruimte zocht en vond bij een andere partner of een deelnemer van Zonnelied die yogales geeft aan leerlingen van de Cardijnschool.


Foto: Leon at Park Poétik (c) Rozenn Quéré

TIP 3: Verhoog het eigenaarschap van alle partners

Streef naar een hoge mate van eigenaarschap bij alle betrokkenen tijdens de verschillende fases van je samenwerking. Waardeer elkaars inbreng, groot en klein. Het helpt als je mensen uit verschillende lagen van je organisatie betrekt bij de samenwerking. Dit vergroot het draagvlak en vermijdt dat één organisatie of individu de ‘macht’ naar zich toe trekt.

Als er in het samenwerkingsverband organisaties zitten met een ongelijke of sterk verschillende machtspositie, bijvoorbeeld op vlak van subsidiëring, is het belangrijk deze verschillen goed te bespreken. Zoek samen uit welke aanpassingen nodig zijn opdat elke partner gelijkwaardig kan deelnemen. Maak gebruik van wisselend leiderschap en zet werkvormen in om tot inclusieve beslissingen te komen. Zeker in het begin van een samenwerking kan het helpen om te werken met een neutrale bemiddelaar of facilitator. Die heeft geen belang bij de uitkomst van de samenwerking en houdt zich enkel bezig met de kwaliteit van de onderlinge relaties.

TIP 4: Durf de samenwerking aan te passen

Participatieve kunstpraktijken draaien om sterke processen. In co-creatie kan het resultaat nooit helemaal vastgelegd worden. Dat geldt ook voor de samenwerking tussen partners. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen zijn nodig om een samenwerking relevant te houden. Benoem in jullie overeenkomst dat aanpassingen altijd mogelijk zijn. Bouw regelmatig evaluatiemomenten in om samen bij te sturen. Probeer als organisatie bovendien los te komen van bepaalde gewoonten (“wij doen het altijd zo”) en kwaliteitscriteria opdat elke partner de ruimte heeft om ideeën in te brengen. One size doesn’t fit all!

De aanwezigen tijdens het lerend netwerk haalden aan dat subsidies vaak weinig bevorderlijk zijn om een samenwerking te laten groeien. De ervaring leert dat te veel openheid in een subsidiedossier eerder bestraft wordt dan beloond. Hierdoor hebben organisaties de neiging om dingen vast te leggen die ze liever niet vooraf zouden invullen. Het zou fijn zijn als subsidiënten en investeerders meer experiment toelaten en een oriëntatie- of kennismakingsfase tussen organisaties zelfs mee financieren. 

TIP 5: Communiceer regelmatig en open met elkaar

Onderzoek wijst uit dat open communicatie heel belangrijk is in een samenwerking. Dat is een open deur. Toch wordt conflict vaak gemeden of praten mensen naast elkaar. De aanwezigen in het lerend netwerk vertelden bijvoorbeeld dat het niet voldoende is om samen te werken met partners die werken met mensen met een fysieke beperking om zelf volledig bewust te zijn van de drempels die zij ervaren. Dat leidt soms tot frustratie. Het is heel waardevol als je hier als partners openlijk over kan spreken en elkaar durft wijzen op blinde vlekken. Inclusie is een constante mind-set, waarin je voortdurend kan bijleren.

Vermijd vakjargon en vraag door als je iets niet begrijpt. Taal is een grote drempel voor deelnemers aan participatieve kunstprojecten, maar kan ook spelen in een samenwerking. Organisaties van verschillende sectoren spreken niet altijd dezelfde taal. Daar worden ze zich maar bewust van als anderen hen daarop wijzen of doorvragen. Investeer tijd om een gedeelde taal te ontwikkelen die eigen is voor jullie samenwerking. En zet gemaakte afspraken op papier! (Mis)communicatie kan ook spelen binnen organisaties. Zo snappen collega’s soms pas waar je het over hebt en wat de meerwaarde van de samenwerking is als ze met eigen ogen zien wat kunst kan doen.

Bouw preventief en eventueel tijdelijk een vorm van bemiddeling in. Een neutrale facilitator kan heel behulpzaam zijn in een opstartende samenwerking. Het gaat dan om iemand die geen belang heeft bij de samenwerking en verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteit van de samenwerking. Tip voor subsidiënten: maak deze begeleiding deel van de financiële ondersteuning aan samenwerkingsverbanden!


Foto: Leon à l'école (c) Sofie De Backere

TIP 6: Houd de gezamenlijke én aparte doelen voor ogen

Neem in het begin van je samenwerking voldoende tijd om te kijken wat de common ground is en waar de meerwaarde ligt om samen te werken. Wat kan je samen bereiken dat elke organisatie op haar eentje niet zou kunnen bereiken? Maak die gedeelde agenda zo helder mogelijk. Het is zeker geen goed idee om de eigen doelstellingen aan te passen of achterwege te laten. Als de gezamenlijke agenda de eigen doelstellingen of missie van elke afzonderlijke organisatie in de weg staat, zit de samenwerking niet goed. Heb daar voldoende oog voor en geef elkaar bevestiging in het feit dat er verschillende perspectieven zijn. Zoek van daaruit naar de gemeenschappelijke grond. Houd de gedeelde ambitie in de samenwerking levend door deze bijvoorbeeld regelmatig opnieuw aan te kaarten of visueel te maken. En maak je doelen zo concreet mogelijk, want de ideeën over hoe je die doelstellingen bereikt, kunnen verschillen.

TIP 7: Voorzie de nodige tijd en middelen

Om een samenwerking tot een goed einde te brengen heb je financiering, werkkrachten, materialen en tijd nodig. Dat lijkt evident, maar vergeet niet om dit aspect grondig onder de loep te nemen. Welk budget is er voor handen? Wat kan elke organisatie inbrengen, op financieel of ander vlak? Moeten er bijkomende middelen worden gezocht? En hoeveel tijd heeft elke medewerker om zich met de samenwerking bezig te houden? Schat dit zo realistisch mogelijk in en bekijk dit regelmatig opnieuw. Maak concreet wat ieders rol en unieke inbreng is in de samenwerking en heb ook oog voor inbreng van niet-materiële aard. Anders versterk je het (machts)onevenwicht tussen grote en kleine organisaties in hetzelfde samenwerkingsverband.

Wie interesse heeft om de volledige masterproef van Tessel Holsbergen te lezen en de theoretische referenties te bekijken, kan rechtstreeks met haar contact opnemen: tesselholsbergen [at] gmail.com.

Dit artikel kadert in Participatie als Danskunst, een samenwerkingsverband van Ultima Vez, Centrum West, Leon, Zonnelied, BUSO Cardijnschool en KU Leuven dat ondersteund wordt door het Cera Impulsprogramma.
Tekst: An Van den Bergh (zelfstandig deskundige participatie en inclusie, in opdracht van Dēmos vzw)