Een leven lang prutsen, op zoek naar schoonheid

item_left

item_right

Een leven lang prutsen, op zoek naar schoonheid

Artikel

Interview met Tijl Bossuyt over het participatie-DNA van De Veerman

Dat kunsteducatie veel meer is dan workshops geven, bewijst De Veerman al bijna twintig jaar. Samen met een schare professionele kunstenaars zoekt het team onophoudelijk naar manieren om deelnemers vanuit uiteenlopende artistieke disciplines niet alleen te laten creëren, maar ook te laten reflecteren en interageren over kunst en de samenleving. Dat doen ze bewust wars van de geijkte paden.

Dit artikel kadert in de artikelenreeks ‘Het DNA van participatie’ waarin Demos focust op de impact van participatie op organisatieniveau. 

(c) De Veerman & Kristof Van Gestel

Gezelligheid is troef bij De Veerman. Achter de statige gevel nabij het Antwerpse Groen Kwartier ligt een kleine oase verborgen. Het koertje dat de verschillende ateliers en kantoren met elkaar verbindt, is voorzien van potten en planten. Voor wie de burelen van De Veerman binnenwandelt, staat er koffie en thee klaar. In de kamer van artistiek en zakelijk leider Tijl Bossuyt ligt het vol boeken en artefacten die herinneren aan voorbije of lopende projecten.

Tijl Bossuyt: “Sinds 2012 zit De Veerman in dit gebouw. Sindsdien zijn we een huis van en voor kunstenaars. Kunstenaars kunnen terecht in onze ateliers zodat we elkaar actief kunnen bestuiven. Bovendien zitten hier nog andere organisaties. Endeavour, onder meer bekend van ‘Wij kopen den Oudaen’ werkt bijvoorbeeld rond urbanisatie vanuit een participatieve praktijk. Ook zij hebben invloed op ons vanuit hun maatschappelijke kijk en methodieken.”

De manier waarop De Veerman de ruimtes in het gebouw deelt, vloeit logisch voort uit de visie van de organisatie. In 2001 opgericht als een relatief traditionele kunsteducatieve werking, evolueerde het huis naar een plek die participatie aan, kennis over, en inzicht in de kunsten stimuleert. En dat telkens expliciet in relatie tot de omringende wereld. Bossuyt: “Op die manier wil De Veerman bouwen aan een samenleving waarin mensen ideeën en gevoelens uitwisselen en confronteren. We zijn voortdurend in verandering.”

Participatie is politiek

“Voor ons is het belangrijk dat wat we doen een maatschappelijke meerwaarde biedt en relevant is binnen de kunsten. We merken dat die twee dingen doorgaans samenvallen.” De Veerman vertrekt daarbij telkens vanuit de kunst, de maker en de context. “We zijn met vier vaste medewerkers en we hebben momenteel zo’n 35 freelance-artiesten in huis. Samen met hen bekijken we waar en hoe we een maatschappelijke meerwaarde kunnen creëren.”

Bossuyt haalt kunstenaar Kristof Van Gestel aan als voorbeeld. “Met hem hebben we al verschillende projecten gedaan. Hij heeft een ideaal profiel voor ons: hij is kunstenaar, onderzoeker én docent. Hij werkt met heel abstracte vormen en beschikt in se dus over een beeldtaal die voor veel mensen misschien niet meteen betekenis heeft. Je zou kunnen zeggen dat hij daarmee kunst voor de elite maakt. Maar vanuit zijn praktijk stapt hij bijvoorbeeld af op Globe Aroma, Manoeuvre, gezinnen, of BUSO-scholen. Vervolgens merken we dat alles vertaalbaar is. Je moet natuurlijk wel willen zoeken naar manieren om dat publiek mee te nemen.”

“De filosofie van De Veerman is dat het normaal is dat als je voor iets onverstaanbaars staat, je de schrik om het hart slaat. Dat is eigen aan het mens-zijn. Maar als je de volgende stap durft te zetten, zal er zich een wereld voor je openen. Dat zijn de momenten waarop je nieuwe inzichten opdoet. En dat is dus precies waar wij naar op zoek gaan met onze deelnemers.”

Voor De Veerman is zo’n proces noodzakelijk politiek. “Wat je mooi of lelijk vindt, stoelt op hoe je naar de wereld kijkt – als individu, als gemeenschap of vanuit verschillende canons. Spreken over schoonheid is een levenslang leerproces. Maar ook het feit dat je mensen binnen zo’n participatief project leert spelen, is een politiek gegeven. Mensen die spelen, gaan immers inzien dat je de spelregels mag veranderen. Ze gaan bovendien begrijpen dat je ook de maatschappelijke spelregels kan veranderen. Zeker als je dat proces collectief maakt, wordt het interessant.”

Dat is niet zomaar voor elke kunstenaar weggelegd. “We werken het liefst samen met kunstenaars die hun eigen spelregels in vraag durven laten stellen. Dat lukt niet voor iedereen. We hebben ooit met Sam Dillemans gewerkt, maar eigenlijk heeft hij niks met onze maatschappelijke vraagstelling. Het Romantische ideaal van het individuele en autoritaire kunstenaarschap blijft nog erg dominant aanwezig. Ik vraag weleens aan kunststudenten waar ze maatschappelijk willen staan en merk dan vaak dat ze nooit eerder uitgedaagd werden om over zoiets na te denken.”

De eigen praktijk bevragen

Maar ook De Veerman zelf wil als organisatie de eigen spelregels continu in vraag te stellen. “Drie of vier jaar geleden hebben we nagedacht over duurzaamheid. We hadden in ons aanbod ook workshops van een dag. Die hebben we stopgezet. Dat tijdelijke is het zwakke van ons verhaal. We laten druppels vallen en pakken vervolgens weer een andere problematiek aan. Mensen kregen via ons een aha-erlebnis en vervolgens gingen we weer weg. We hadden geen idee van wat die mensen deden met wat ze bij ons gezien hadden.”

“Daarnaast moet ik ootmoedig toegeven dat het ook voor ons niet altijd evident is om niét in de plaats van je publiek te willen denken. Dat vraagt dat je het niet beter weet, terwijl je het soms echt wel beter weet (lacht). We hebben bijvoorbeeld lang samengewerkt met scholen waar veel migrantenleerlingen zitten en we vonden dat we perfect wisten wat zij moesten doen. Alleen legden ze de lat altijd te laag in onze ogen. Nochtans hadden ze gelijk, want dat was waar zij op dat moment stonden. Dat werkte uiteindelijk goed doordat we de sleutel aan hen afgaven. Maar ook dat is niet altijd makkelijk. De deelnemer moet ten eerste weten dat hij de sleutel in handen heeft en ten tweede wil hij die sleutel niet altijd zomaar hebben. Soms geeft hij ze gewoon weer terug (lacht).”

Het gevolg (c) De Veerman & Stefan Perceval

Ook de participatie doortrekken naar het hart van de werking is een uitdaging. “In de projecten zelf zijn de deelnemers uiteraard volop aan het woord. We zijn echter nog niet zo rijp dat onze deelnemers actief meedenken binnen de organisatie zelf. Voor een stuk hangt dat samen met het feit dat we niet met een vaste groep werken. Bij Het Gevolg lopen de deelnemers heel de dag binnen en buiten. Zonder dat ze de lead nemen, hebben die mensen een enorme invloed op de organisatie. De andere kant van de medaille is dat de zakelijk leidster zich soms moet afzonderen omdat ze zo niet kan werken. Maar goed, wat De Veerman betreft, nemen we de noden van de deelnemers zeker mee in de organisatie en laten we ons erdoor stimuleren in ons groeiproces. Naar het volgende beleidsplan toe hoop ik hen diepgaander mee te kunnen laten discussiëren. We willen ook mensen van buitenaf laten meedenken. Alleen al om niet vast te lopen in vakjargon.”

Als hij gevraagd wordt naar een voorbeeld van een geslaagde samenwerking, noemt Bossuyt de samenwerking met Amuz. “We werken intussen acht jaar met hen samen. Op een gegeven moment hadden we het gevoel dat we niet meer evolueerden. We componeerden er met kinderen van allerlei achtergronden. Op die manier kwamen ze in contact met een nieuwe wereld. We leerden hen nadenken over muziek. Maar na een tijd werd dat routine. Nochtans vond iedereen het top. Alleen vroegen we ons af of het nog het effect had dat we wilden dat het had. Moesten we dat nog verder doen of niet? Intussen hebben we samen met hen een tweede adem gevonden. We brengen er mensen – zowel ouders als kinderen – in contact met oude of hedendaagse muziek. Ze ontdekken mogelijkheden bij zichzelf en in de wereld. En ook de organisatie zelf hebben we dankzij onze samenwerking zien veranderen doorheen die periode.”

Ja zeggen, maar neen doen

Want de organisaties die met De Veerman samenwerken, komen door die partnerschappen vaak voor stevige uitdagingen te staan. “We hebben al verschillende grote structuren als partners gehad: het Kaaitheater, Kunstenfestivaldesarts, Amuz, deSingel en deFilharmonie. Daar hebben we onder meer uit geleerd dat zo’n organisaties vaak met participatie bezig zijn omdat het moet. Participatie is nochtans enkel een goed idee als het een keuze is. Nu goed, de bedoelingen zijn nooit slecht, hoor. En met deSingel hebben we recent wel stappen gezet. Al zijn we er nog niet. Zij zijn blij met de samenwerking, wij nog niet (lacht). Het instituut denkt nog onvoldoende mee. Jerry (Aerts, algemeen directeurs deSingel, nvdr) heeft wel aan alle debatten deelgenomen. Maar het blijft een instelling die op oude waarden gebouwd is. De eerste stappen zijn veelbelovend, maar er is nog werk aan de winkel. Als je ons binnenhaalt, wordt er tot aan de fundamenten gegraven. We willen doorstoten tot de kern van zo’n werking.”

“Als we met zo’n grote structuur samenwerken, maak ik vooraf de afspraak dat we mét hen willen werken in plaats van voor hen. We hebben ontdekt dat ze daar ja op zeggen en vervolgens neen doen (lacht). Dat is omdat ze in gewoontes vervallen. deSingel is bijvoorbeeld gewend te programmeren. Participatie betekende voor hen: inleidingen en nabesprekingen voorzien en dan zijn we klaar. Maar zo werkt het natuurlijk niet voor ons. Onze naam is niet voor niks De Veerman. We gaan heen en weer, en varen een tijdje de mist in. Voor zo’n grote instelling is dat vooral ambetant. Idem dito voor deFilharmonie. Zij wilden bijvoorbeeld jongeren bereiken en bedenken dan dat ze clubconcerten zullen organiseren. Maar wij willen weten wat ze brengen, hoe ze dat doen en hoe die jongeren dan precies betrokken worden.”

w wh at ism (c) De Veerman

Niet toevallig verliet De Veerman zelf al een tijdje het traditionele doelgroepenbeleid. “Door doelgroepspecifiek te werken, vernauw je vaak je blik. Al maken we soms nog een uitzondering zoals bij ons lopende traject rond Mayakovski. Daarbij richten we ons op de Russische gemeenschap in Antwerpen. Nu is dat op zich al een diverse bende. Er zitten zowel vluchtelingen tussen als mensen met een job in de haven. Maar onze doelstelling is altijd om in gesprek te gaan met elkaar – los van de doelgroep. Ik zie elders nog te vaak dat doelgroepen gekocht worden. Vroeger kreeg ik soms telefoon met de vraag of ik geen Marokkanen kon leveren. Dan zei ik dat de Marokkanen op dat moment duurder waren dan de Turken (lacht). Die vraag wordt vandaag doorgaans niet meer zo gesteld, maar de mentaliteit is er nog wel.”

Niks staat vast

‘Niet betonneren’ is een devies dat als een rode draad door Bossuyts betoog loopt. “Kijk, kunst is niet toevallig onze leidraad. Ze heeft geen statuut en mag en kan dus alles. Het heeft geen zin om haar regels of voorwaarden op te leggen. Dat vind ik een te huldigen principe. Vanuit De Veerman benadrukken we dan ook dat we geen antwoorden kunnen bieden. Wel zijn wij de vragenstellers in een vrij gebied. En dat liefst met zoveel mogelijk mensen in een zo groot mogelijke diversiteit op alle vlakken: leeftijd, achtergrond, nationaliteit enzovoort. Want dan worden we extra gestimuleerd om na te denken.”

Dat idee wordt doorgetrokken naar de visie van De Veerman op de eigen organisatie. “Ik wil ook binnen onze werking geen muren optrekken. Tegenwoordig is één van onze medewerkers erg bezig met permacultuur. Ik vind het boeiend om dat toe te laten en te kijken wat het betekent als iemand daar een opleiding rond gaat volgen. Het is gezond om zaken te betrekken die op het eerste zicht geen artistieke finaliteit hebben. Vandaaruit ontstaat het artistieke juist vaak. Alles staat in verbinding met elkaar. Al moet je uiteraard soms keuzes maken om het grijpbaar te maken.”

“In alles wat je doet, moet je voortdurend debat stimuleren en streven naar gedeelde visies. Zo’n visie is noodzakelijk een tijdelijk gegeven waarop je tijdelijke modellen kan enten. Als je teveel regels, criteria en methodieken vastlegt, dreig je te stagneren omdat je stopt met jezelf te bevragen. Denk maar aan het debat over vrouwenrechten. We zijn in slaap gesukkeld omdat we dachten dat we er waren. Van zodra je denkt dat iets verworven is, moet je waakzaam zijn. Pas op, soms is een verplichting goed. Zoals de stad Gent die het centrum autovrij maakt. Maar het belangrijkste is dat ze daardoor het debat geopend hebben en het bewustzijn rond het verkeer gestimuleerd werd. Zolang ze niet vergeten dat verplichtingen altijd enkel tijdelijk werken en dat het vooral noodzakelijk is dat het denken gevormd raakt.”

Ook de definitie van participatie hoeft voor Bossuyt niet aangescherpt te worden. “De Veerman wil vooral midden in dat debat handelen en ontwikkelen. We willen er niet vanuit gaan dat participatie er zus of zo uit moet zien. Het gaat om een groot bewustwordingsproces. Daarbinnen willen we voyageren.” Wel benadrukt hij dat kunsteducatie een voorwaarde is voor goede participatie. “Je hebt inzicht nodig in een kunstentaal voordat je kan deelnemen. De sociaalartistieken benoemen dat misschien niet, maar ik zie dat ook zij aan educatie doen. Iemand als Stefan Perceval maakt de mensen van Het Gevolg ook eerst bewust van wat ze doen. Alle processen die met medezeggenschap of –deelname te maken hebben, moeten samengaan met bewustzijn over wat dat teweegbrengt.”

De verzakelijking van de kunsten

“Ik heb er trouwens een broertje dood aan dat we voor onze dossiers voortdurend nieuwe visies moeten blijven schrijven. Daar word je gek van. Het moet een organisch gegeven blijven. Ik neem graag een voorbeeld aan het cyclische van de natuur: er is een tijd om te zaaien, om te oogsten en dan om te rusten. Maar we hebben amper tijd om te zaaien en moeten vervolgens al oogsten. Rust is er al helemaal niet meer. De druk is groot om steeds schoner koren op je veld te hebben staan. Maar dat kan alleen als je veld ook een tijdje gerust heeft.”

Bossuyt laat zich scherp uit voor het keurslijf waarin organisaties geduwd worden door de vele criteria waaraan ze moeten voldoen vanuit het beleid. “De kunsten zijn verzakelijkt door die beleidskaders met aftoetsbare normen. Wat mij betreft gaat het erom dat een kunstenorganisatie een verhaal kan vertellen dat krachtig en avontuurlijk is. Maar binnen het format waarin we onze dossiers moeten gieten is er nauwelijks plaats voor ons eigen verhaal. Als ik opnieuw Stefan Perceval naar voor schuif als voorbeeld, dan merk ik dat hij werkt vanuit een grote maatschappelijke betrokkenheid. Maar ze zullen hem afrekenen op hoeveel voorstellingen hij speelde, hoeveel mensen Het Gevolg bereikt en waar ze hebben gerekruteerd. Er wordt zo vaak vanuit wantrouwen gewerkt in plaats van dat men kijkt naar hoe je je ontwikkelt als organisatie.”

Amuz (c) De Veerman

“We zijn bedrijven geworden. We hebben doelstellingen, koppelen er methodieken aan en we zijn klaar. Mijn docenten cultuurmanagement zouden tevreden zijn. Ze willen vanuit het beleid vooral dat we op schema blijven. Nochtans is zo’n verzakelijking nefast voor het soort van werk dat we hier proberen te doen. Ik moet voortdurend dossiers schrijven maar dat houdt me van mijn werk. We hebben bovendien nauwelijks de tijd om te kijken naar waar onze collega’s mee bezig zijn. Zakelijke modellen hebben de bovenhand. Er zijn teveel doelstellingen waardoor je niet meer luistert en kijkt. Ik houd geen ruimte over om te reflecteren over de betekenis van wat ik doe. Qua beleid zal het wel goed bedoeld zijn, hoor. Maar die objectivering die men wil bewerkstelligen is onmogelijk.”

Durven falen

“Ook wij dreigen als organisatie soms in die val te trappen. Je stelt jezelf een doel en ontwikkelt een zakelijk model dat dat ondersteunt. Je zit met een kapitalistisch economisch model dat de norm is en daar kom je niet zomaar onderuit. Heel de sector zit met het idee dat het telkens meer en meer moet zijn. Dat zijn evidenties geworden die we nauwelijks nog in vraag stellen.”

“Daarom hebben we dus beslist om minder te gaan doen, maar dat maakt ons ook minder zichtbaar. Gelukkig kunnen we intussen teren op onze naam. Maar jonge mensen die pas beginnen, kunnen zich zo’n beslissing niet veroorloven. Voor hen is die hele verzakelijking een ramp.”

“Daarnaast kiezen we er bewust voor om niet voor de winst te gaan. Volgend jaar zitten we zelfs met een tekort van 17.000 euro. Nochtans weten we perfect hoe we inkomsten moeten genereren. Het is makkelijk geld verdienen mochten we onze freelancers meer inzetten op verdienprojecten en minder investeren in de dialoog met de grote huizen. Dat zou het voor ons ook makkelijker maken. Maar dan zijn we totaal niet bezig met wat we belangrijk vinden.”

Het mag duidelijk zijn dat De Veerman niet kiest voor de weg van de minste weerstand. Durven falen is niet toevallig een motto van Bossuyt. “Je prutst heel je leven. Je mag niet bang zijn om fouten te maken of domme dingen te doen. Dat is ook weer het mooie aan kunst. Het artistieke heeft als voordeel dat je mag experimenteren en dat het dus fout mag lopen. Als je gefocust bent op succes, mis je het experiment, het gewaagde en ga je jezelf herhalen. Dat mag niet te lang duren. Ook bij De Veerman hebben we geleerd dat je nadat je iets geniaals gedaan hebt, je vervolgens weer keihard op je smoel kan gaan. We kregen ooit de Evensprijs voor interculturele opvoeding in het Europees parlement. Vervolgens zijn we regelrecht onderuitgegaan. Als je denkt dat je gearriveerd bent, houdt dat je tegen om een nieuwe stap te zetten. Bovendien is de boeiendste plek vaak daar waar het schuurt en wringt. Het is daar waar de leerkansen voor het grijpen liggen.”

Tekst door Ciska Hoet. Hoet is directeur van RoSa vzw, kenniscentrum voor gender en feminisme. Daarnaast is ze freelance cultuurjournalist voor onder meer De Morgen en kernredacteur van podiumkunstentijdschrift etcetera. Ze is actief bij burgerbeweging Hart Boven Hard.

Lees of download hier dit artikel in een pdf.