​“De deur staat letterlijk open” - Op bezoek bij Ultima Vez

item_left

item_right

​“De deur staat letterlijk open” - Op bezoek bij Ultima Vez

Artikel

Seppe Baeyens, Sam De Wit en Kristien De Coster over het participatieve DNA van Ultima Vez

Op een steenworp van metrostation Zwarte Vijvers in Sint-Jans-Molenbeek hangt er een poster aan een garagepoort: een uitnodiging om mee te doen aan Atelier Quartier, de dansateliers die Ultima Vez organiseert op woensdag en zaterdag. Achter een anders doodgewone voorgevel schuilen repetitiestudio’s en kantoren van meerdere organisaties. Af en toe wordt de ruimte ook bezet door lokale initiatieven.

Dit artikel kadert in de artikelenreeks ‘Het DNA van participatie’ waarin Demos focust op de impact van participatie op organisatieniveau.

Beeld: Atelier Quartier 2017 - (c) Ultima Vez - Fotograaf: Sofie De Backere

Het is woensdagochtend en de grootste studio wordt versierd voor een schoolactiviteit. Ultima Vez doet misschien automatisch denken aan Wim Vandekeybus, toch beweegt er nog veel meer in dit Molenbeekse pand.

Aan tafel zitten Seppe Baeyens, Sam De Wit en Kristien De Coster. Baeyens kennen we als de man achter ‘INVITED’, de succesvoorstelling die vorig jaar in première ging in de KVS en sindsdien toeschouwers heeft doen bewegen in België, Luxemburg, Duitsland, Portugal, Tsjechië en Nederland. De Wit beweegt achter de schermen: volgens de website versterkt hij het administratieve team, in de praktijk is hij ook een gedreven buurtwerker. De Coster leidt als general manager de hele organisatie in goede banen.

Ze zijn het niet altijd eens met elkaar en dat zegt al veel over de status van Ultima Vez als het om participatie gaat: zoekend. Ze zijn er nog niet helemaal uit en ze klinken vaak onzeker over hun verwezenlijkingen. Maar ze staan in ieder geval niet stil. Wat ze onder de radar doen op vlak van participatie zou de gemiddelde cultuurconsument niet vermoeden.

Een beetje geschiedenis

Ultima Vez is ondertussen 33 jaar oud. “Lang geleden werkte Wim al inclusief zonder dat we daar een discours bij hadden,” zegt De Coster, “met verschillende doelgroepen, met mensen die geen opleiding hadden.” Ze noemden dat toen geen participatie en op zich is die artistieke keuze niet uniek, maar in de loop der jaren bleef Vandekeybus met een aantal mensen op een organische manier samenwerken. “Niet vanuit een expliciet statement om aan participatie te doen, maar vanuit een verlangen om bepaalde mensen te betrekken in zijn artistiek werk.”

In de beginjaren werkte hij al met mensen met een visuele handicap. In ‘Her body doesn’t fit her soul’ (1993) kwamen de centrale thema’s aan bod in het bijzijn van twee blinde performers. Vandekeybus heeft van in het begin met kinderen gewerkt. “Met vluchtelingen ook”, voegt De Coster toe. “We hebben een project gedaan met een Brusselse organisatie die met vluchtelingen werkte. De kinderen hadden geen legaal verblijf, dus we moesten oppassen met wat we deden. Daarna heeft hij nog met kinderen gewerkt, onder andere in samenwerking met Centrum West (D’Broej, nvdr). Samenwerken met organisaties was al vroeg een aanwezigheid.”

In Bêt noir (2006) werden 14 jonge acteurs op het podium vergezeld door de Fanfakids van Centrum West. Ze zijn ook mee op tournee gegaan. Partners zijn dan weer heel divers: een lagere school in de buurt, het Brusselse ouderenplatform, een school voor buitengewoon onderwijs,… Partnerschap wordt door Ultima Vez ruim begrepen.

“Een belangrijk moment was de verhuis naar Molenbeek”, haalt De Coster aan. “Toen rees de vraag: gaan we daar landen als een UFO en ons afsluiten van de rest of gaan we die kiemen rond participatief en inclusief werken ontwikkelen? We hebben toen duidelijk voor dat laatste gekozen omdat het aanvoelde als iets dat al onderdeel was van onze werking. Naar aanleiding daarvan zijn we met veel organisaties gaan spreken en met een groot deel daarvan werken we nog intensief samen om te onderzoeken wat er leeft, wie daar zit, wat ze doen en wat we voor elkaar kunnen betekenen. We hebben een discipline die zeer toegankelijk is en waarmee je veel mensen kan bereiken. Er is een niet-technische kant aan wat we doen die het toelaat om een lage drempel te hebben.”

Net voor de verhuis naar Molenbeek heeft Vandekeybus Seppe Baeyens ontmoet. Hij ging snel en organisch tot de ploeg behoren, zodat het community work structureel ingebed werd in de werking van Ultima Vez.

Beeld: Toonmoment schooltraject 2018 - (c) Ultima Vez - Fotograaf: Sofie De Backere

Baeyens stond als zestienjarige al op een podium, al had hij nog nooit iets met dans gedaan. “Het ging meer om persoonlijkheid dan om techniek en ik denk dat ik dat verder heb gezet, dat ik eerder op zoek ben naar ‘mensen’ dan naar professionele dansers om een voorstelling te vertalen. Ik ging vaak naar voorstellingen en had het gevoel dat dans ver van mij lag, dat het heel technisch was.”

Hij herinnert zich een voorstelling waarin een volwassen acteur een kind speelde, terwijl Baeyens liever een kind had willen zien kind zijn. “Ik denk dat daar de basis ligt van veel van wat ik doe. Ik laat het liever niet spelen, ik ben niet op zoek naar de technische, gespierde, vaak mannen en vrouwen tussen 20 en 35, die op scène staan. Ik ben meer op zoek naar iets dat representatief is voor een omringende wereld. Als ik Leon ontmoet, die 95 jaar oud is, vind ik dat interessanter dan dat iemand ooit een 95-jarige zal spelen. Ik vertrek vanuit een zoektocht naar authenticiteit, maar daaruit is veel meer gegroeid.”

Sam De Wit werd aangeworven om halftijds administratief te werken en halftijds te focussen op het participatieve. De Wit is boekhouder van opleiding, maar erg actief in het verenigingsleven en goed op de hoogte van wat er leeft in Brussel. Hij wilde het financiële meenemen in sociaal werk of sociaal cultureel werk, en zo is hij bij Ultima Vez beland.

“Ik gebruik meer het woord ‘buurtwerking’ dan de zwaardere term ‘participatie’. Het zit in mijn takenpakket om workshops te organiseren en partnerships op te zoeken met organisaties uit de buurt. Dan ben ik pas beginnen ontdekken wat dat is, wat het kan betekenen, wat het inhoudt voor de mensen die daaraan meedoen. De manier waarop Seppe werkt heeft indruk op mij gemaakt en ik ben er daarom in meegegaan, maar dát onder woorden brengen is iets dat ik aan het leren ben.

Kunst heeft altijd ver van mijn leefwereld gestaan. De uitdaging ligt voor mij in het doorbreken daarvan: dat kunst dichter komt bij iedereen, ook bij mezelf. Tijdens onze ateliers wordt kunst concreet voor mensen die er nooit mee in contact komen. Dat vind ik er mooi aan, dat geeft me energie om daaraan te werken.”

Quid participatie?

Er zijn meerdere facetten aan de werking van Ultima Vez. “We creëren, we maken voorstellingen, maar we hebben ook een scholenwerking, de buurtwerking of de community, we gaan soms op visite. Participatie is voor mij een heel ruim begrip”, verduidelijkt Baeyens.

“Mensen die moeilijker toegang vinden tot theater en hier een podium krijgen, mensen die hier kunnen komen proeven, dat valt voor mij onder participatie. ‘Deelnemen aan’ in welke hoedanigheid dan ook. Zo is dat met mij destijds als zestienjarige gegaan. Soms nemen we kinderen van een naburig schooltje naar een repetitie van Wim en dan zien ze iets dat ze nog nooit gezien hebben. Door hen daarmee in contact te laten komen, gaat voor hen een wereld open."

Ze organiseerden ateliers tijdens vakantieperiodes, maar ze moesten altijd op zoek gaan naar nieuwe deelnemers. Deelnemers die tegelijkertijd ook nood aan continuïteit hadden. Zo is het Atelier Quartier ontstaan in januari 2017, met de expliciete doelstelling om alle drempels weg te nemen. “Op woensdag en zaterdag. Geen inschrijving, geen vereist engagement, vrije bijdrage, je mag later komen, de deur staat letterlijk open”, zegt De Wit, redelijk trots.

“En we willen het nog opener maken”, voegt Baeyens enthousiast toe. “We gaan naar buiten. We vragen aan programmatoren nu al om verschillende leeftijdsgroepen en verschillende achtergronden naar de zaal te lokken, maar toegang vinden tot theater blijft een drempel. Ook om hier te komen: er is een poort en zelfs dat binnenwandelen vormt een drempel. Door de studio letterlijk naar de straat te brengen, zet je ergens nog een stap verder in het ‘kom kijken, kom meedoen’. We geven letterlijk het theater terug aan de wereld. Om misschien daarna een beweging terug naar de studio te maken.”

Er is ook een element van diversiteit verbonden aan participatie. “Het gaat over leeftijden, over achtergronden… ik vergelijk dat soms met een compositie”, zegt Baeyens. “Je hebt verschillende impulsen: hier zijn mensen met het syndroom van Down, oudere deelnemers, kinderen met of zonder hoogopgeleide ouders. Je hebt hier alles bij elkaar en die mix is een voorwaarde, bijna, om dans in zijn imperfectie, maar ook in zijn essentie te laten ontstaan.”

Beeld: Atelier Quartier 2017 - (c) Ultima Vez - Fotograaf: Sofie De Backere

Die diversiteit is in ieder geval niet vanzelfsprekend. Baeyens: “Voor het eerste zomeratelier dat we in Molenbeek gaven, deden we een open oproep met een flyer en via de website, voor kinderen en jongeren tussen 8 en 18 jaar. Maar die eerste keer kregen we vooral kinderen over de vloer van ouders die al in contact waren geweest met Ultima Vez en actief op zoek gingen naar wat de kinderen in de zomer zouden doen. Dat was niet representatief voor de buurt.

Dan gingen we actief inzetten op partnerships. We brachten alle organisaties in kaart, gingen met hen in gesprek en dan nodigden we hen uit, als organisatie, om eens te komen proeven van dans. Ze kwamen langs met 20 kinderen en jongeren, we organiseerden een workshop enkel voor de organisatie en nodigden hen uit om terug te komen. En op die manier zijn een heel aantal kinderen organisch beginnen komen naar de volgende ateliers. En gebleven.”

Participatie als voedingsbodem

Daar waar Baeyens en De Wit hun verhaal vertellen aan de hand van voorbeelden en anekdotes, spreekt De Coster meer over wat ze als grotere fenomenen of tendensen waarneemt. “Het is fascinerend hoe het werk van Seppe naadloos aansluit bij maatschappelijke bekommernissen”, zegt ze. “Het is een geheel. In Tornar (de eerste voorstelling van Baeyens en Ultima Vez, n.v.d.r.) zocht hij op de scène naar een democratische vorm, met heel diverse mensen qua leeftijd en achtergrond, maar nog altijd in een klassieke theaterpositie: het publiek kijkt vanuit de tribune naar wat er op scène gebeurt.

Voor INVITED trekt hij het publiek mee op scène en laat het deel uitmaken van wat er gebeurt. Maar het blijft nog altijd de theaterzaal. De volgende stap is dan bekijken hoe die democratische vorm van samen zijn en samen creëren naar de publieke ruimte getrokken kan worden, want daar vervalt die ruimtelijke drempel van het theater.”

Voor De Coster maakt dat contact met de maatschappij deel uit van grotere veranderingen: “De plek van kunst en hoe we erover nadenken, is aan een heel grote kantelbeweging bezig. In de 20ste eeuw was er een zekere manier van denken over kunst, zeker op het einde, maar nu komt er ook iets anders. Dat vind ik ook heel interessant en boeiend. Daarover lezen geeft me het gevoel dat kunstenaars nog altijd de vinger aan de pols houden, en goed aanvoelen wat komen zal.”

Ze ziet wat er in hun studio's ontstaat als een voorbeeld van die evolutie. Participatie als voedingsbodem was altijd aanwezig in het werk van Wim Vandekeybus en het werk van Baeyens sluit in die zin naadloos aan bij Ultima Vez.

Het blijft hoe dan ook een zoektocht. Eén van de spanningen tussen sociaal en artistiek die naar boven komt wanneer het over participatie gaat, is de invulling van het begrip ‘kwaliteit’. Voor Baeyens is de kwaliteit van een Atelier Quartier dezelfde als de artistieke kwaliteit van INVITED. “Voor mij zijn beide projecten even belangrijk. Ik zou zelfs enkel daarmee verder kunnen gaan en geen voorstellingen meer maken.”

De Coster nuanceert: “Een voorstelling maken heeft natuurlijk een andere finaliteit dan een atelier. INVITED is een project dat op tournee gaat. Het wordt gespreid met alles wat daarbij komt kijken. Het is een ander proces om daar artistiek toe te komen. Er zijn mensen die kostuums maken, die licht ontwerpen, techniekers, muzikanten,… Seppe vertrekt vanuit het werk met mensen. Mensen zijn geen instrumenten om een thema uit te werken: ze zijn het thema, samenwerken met hen is het thema. Maar ook zijn voorstellingen vragen een opvolging die overeenkomt met de logica van een productiehuis.”

Participatie in de organisatie

Een van de grote vraagtekens rond participatie is de mate waarin een organisatie zélf verandert door haar participatieve werking. Een democratisch ideaal doet denken aan mensen die niet alleen op het podium staan of in de tribune zitten, maar ook mee beleid maken.

Voor Baeyens staan ze op dat vlak niet zo ver: “Onze werking is nog te klein om te spreken over een ‘organisatie’. We hebben veel op poten gezet, maar het blijft intuïtief van aard. Recente gesprekken zetten ons aan het denken over hoe we die participatieve werking gaan implementeren in onze organisatie. Maar we zitten nog bij het in kaart brengen, oriënteren, …”

Participatie speelt zich bij Ultima Vez vandaag af binnen het artistieke. “Naar de toekomst toe denken we aan wat het betekent om de kennis en ervaring die je hebt, te delen met mensen,” zegt De Coster, “zodat ook anderen die Atelier Quartiers kunnen vormgeven, bijvoorbeeld. Dat gebeurt nu al als Seppe op tournee is.”

Die anderen zijn soms dansers en soms creatieve mensen uit de ateliers zelf. Vaak zijn het mensen die zelf aangeven dat ze er zin in hebben. Het is een logische eerste stap voor mensen die geïnteresseerd zijn en een logische manier om te peilen naar de affiniteit van nieuwe mensen met de manier van werken.

Voor De Coster is er een duidelijk voorbeeld van hoe dat proces kan plaatsvinden. “Yassin Mrabtifi geeft ook Atelier Quartiers. Hij komt uit de buurt en is uitgegroeid tot een rolmodel. Iemand die gedreven is om met kinderen te werken. Voor sommigen is hij ook iemand die de drempel van de herkenbaarheid kan verlagen.”

Beeld: Toonmoment schooltraject 2018 - (c) Ultima Vez - Fotograaf: Sofie De Backere

“We staan open voor dialoog”, zegt Katrien. “Mensen zoals Yassin zitten mee aan tafel. Maar op beleidsniveau mee aan tafel zitten, voor beheer van budget en ploeg, voor toekomstvisie, is iets waar we op dit ogenblik geen vergoeding voor kunnen voorzien.” De omgang met partners is in die zin ook van belang: “De samenwerking is niet hiërarchisch. De partners zijn gelijkwaardig, maar de doelstellingen zijn anders, de werkingen zijn anders en dat hoeft niet te veranderen zolang we de juiste verbindingen maken.”

De Wit heeft daar vooral vragen bij, maar ziet het wel zitten: “We weten nog niet wat het betekent of hoe ver je daarin kan gaan en hoe je dat duurzaam kan uitwerken. Maar ik denk dat we vragende partij zijn om daarmee te experimenteren.”

Remediëren versus anticiperen

Werken met zo veel verschillende profielen en zo veel mensen in zo veel verschillende omstandigheden, is misschien wel ‘vanzelf’ gegaan, maar vanzelfsprekend is het niet. Hoe werk je met zorgbehoevende mensen? Hoe werk je met maatschappelijk kwetsbare kinderen? Hoe werk je met een school? De Coster, Baeyens en De Wit hebben dat tot nu toe organisch gedaan, ieder vanuit zijn of haar expertise. Het is pas nu dat ze expliciet nadenken over het verzilveren en constructief verderzetten van die expertise, over hoe ze die kunnen samenbrengen om te komen tot iets innovatiefs en tot hybride nieuwe vormen die voor iedereen verrijkend zijn.

Werken met kinderen en jongeren gaat soms verder: van huiswerkbegeleiding, ondersteuning bieden bij het vinden van een woning of het verkrijgen van verblijfsdocumenten, tot bemiddelen in complexe thuissituaties. Op tournee gaan met een voorstelling betekent ook omgaan met schoolafwezigheid (en die zo veel mogelijk beperken). En telkens staat de mens centraal, ook de mensen die zich engageren vanuit de ploeg.

Baeyens spreekt uit ervaring: “Werken met doelgroepen heeft implicaties op de manier waarop je werkt. Als je enkel met professionelen werkt, kan je vaak goed inschatten om hoe laat je vertrekt en hoe lang je werkt. Niet-professionelen hebben andere noden.”

De Coster volgt dat proces van dichtbij. Ze begrijpt goed wat er zich afspeelt en wat die noden zijn. “We proberen in de mate van het mogelijke te anticiperen, maar op bepaalde momenten zitten we met een situatie waarin je moet remediëren”, vertelt ze. “We kunnen niet alles voorspellen, noch voor iedereen hetzelfde doen. We komen terecht in situaties waarin je op maat moet bekijken wat er nodig is. Dat is misschien ook een reden waarom we tot nu toe die hele participatieve werking niet met vlaggen hebben buiten gehangen, omdat wat we doen beperkt blijft.

Neem nu bijvoorbeeld het werken met scholen: dat zorgt voor het grootste bereik, want daarmee bereik je de kinderen, de leerkrachten en hun netwerken. Maar soms heb je het gevoel dat het een druppel op een hete plaat is, want we doen iets voor relatief weinig mensen en het vraagt heel veel tijd. Dat is ook inherent aan dit soort werk, daar moet je je bewust van zijn.”

Conflicten verplichten ten slotte tot het opleggen van voorwaarden die een project werkbaar maken. “Het is eens gebeurd dat een school mij een beetje ingezet heeft als opvang”, herinnert Baeyens zich, bijna geamuseerd. “De leerlingen waren niet gemotiveerd, de lokalen waren verre van ideaal, ze kwamen afspraken niet na, leerkrachten verbeterden terwijl we bezig waren… dat heeft ons verplicht om betere afspraken te maken, om na te denken over onze verwachtingen. Dat een leerkracht meedoet of motiveert, bijvoorbeeld. Dat er een mix is en dat de werking niet beperkt wordt tot één klas, om een andere context te creëren. Een fatsoenlijke locatie met een fatsoenlijke muziekinstallatie, elementaire ondersteuning van de partners bij toonmomenten. Een evaluatiemoment op het einde. Het zijn belangrijke details die een groot verschil maken.”

De toekomst

Baeyens vraagt zich af wat de toekomst zal brengen. “Wordt participatie een ‘kind van’ of blijft het iets dat erbij gekomen is? Wat gaan we uit handen geven of wat nemen we mee als deel van het verhaal?” Voor Baeyens ontbreekt er duidelijk een volgende stap. De Coster ziet vooral een grote arbeidsintensiteit verbonden aan die volgende stap, een heel grote inzet van iedereen. De hele ploeg staat daarachter, maar de organisatie moet ervoor zorgen dat het gedragen blijft.

De Coster: “Er zijn vele deelthematieken binnen ons toekomstverhaal, maar het is in ieder geval één verhaal. Dat is onze doelstelling: we gaan er één verhaal van maken, met verschillende facetten. Dat verhaal kan niet gaan over geïsoleerde bubbels, maar we gaan ook geen samenwerkingen verplichten. Iedereen mag een eigen artistiek parcours afleggen. Het is belangrijk dat we de artiesten volgen en hen niet opsluiten in een kader, zoals tegenwoordig vaak gebeurt. Je moet zien waar de artiesten mee bezig zijn, wat er leeft en hoe ze er vorm aan willen geven, dát is de volgorde.”

Beeld: Zomeratelier 2016 - (c) Ultima Vez - Fotograaf: Danny Willems

De toekomst, dat zijn ook praktische overwegingen. Ultima Vez heeft twee studio’s die permanent in gebruik zijn. De ruimte beschikbaar maken voor de ateliers op woensdag- of zaterdagnamiddag betekent dat de studio dan niet beschikbaar is. Dit geldt niet alleen voor de werkingen van Ultima Vez, maar ook voor externe spelers. Soms kan dat betekenen dat ze zelf studioruimte elders moeten huren, al is dat uitzonderlijk. Soms kan het tot wrijvingen leiden. Het vereist flexibiliteit van iedereen.

Zelfs de website is indicatief voor hoeveel belang er gegeven wordt aan participatie in een organisatie en in het geval van Ultima Vez is het niet meteen zichtbaar dat ze een belangrijke participatieve werking hebben. INVITED is heel aanwezig in de media én op sociale media, maar op de website zelf blijft de informatie wat verborgen.

De sleutelwoorden in het uittekenen van die toekomst zijn voor Baeyens “behouden”, “duurzaam maken”, “versterken”, “verdiepen” en “verbreden”. En dat is te zien in de praktijk: “We leren anders kijken naar partners. We waarderen hun expertise veel meer, het gaat veel verder dan het louter operationele. Zonnelied is een partnerorganisatie met een groot team en een heel efficiënte besluitvorming. Organisatorisch leren we dus ook van hen. Wat we zoeken is een manier om kunst te laten versmelten met zorg, met onderwijs, en ik denk dat daar juist het innovatieve in zit. Ik beschouw dat persoonlijk als onontgonnen terrein waar veel mogelijk is.”

De Wit en Baeyens glunderen wanneer ze aan de mogelijkheden denken, aan de bruggen die nog mogen worden gelegd. Niet alleen de bruggen tussen hen en de wereld rondom hen, maar ook tussen de partners met wie ze samenwerken en die vandaag op hun eigen eilandje werken. Meer dan een artistieke visie, dromen ze van een maatschappijvisie, en dat werkt aanstekelijk. Hun dromen gaan van een grote utopie, tot kleinschalige oplossingen voor de uitdagingen waar ze vandaag op botsen.

“Ik denk dat deze werking niet meer kan weggeknipt worden”, zegt De Coster. “We moeten wel antwoorden vinden op de vragen die we hebben, hoe we daar een plek aan gaan geven. Niet alles klopt, het is ook mogelijk dat het nooit helemaal gaat kloppen, maar het is wel goed dat we ons buigen over al die vragen.”

Daar staan ze niet alleen in. Er wordt zelfs onderzoek gedaan naar Ultima Vez als organisatie, naar Tornar als intergenerationeel project en naar INVITED door economen van de KU Leuven en een Zwitserse universiteit. Ze bestuderen de omgang met diversiteit en hoe die als voorbeeld kan dienen voor andere organisaties. Ze theoretiseren, maar ze bestuderen ook hoe de werking rendabel kan worden gemaakt. Participatie en diversiteit zijn uiteraard ook investeringen.

Wederzijdse verrijking

“We vertrekken hier vanuit het artistieke en vanuit de artiesten”, zegt De Coster. “We bestaan eerst en vooral omwille van een initiatief dat genomen is door Wim Vandekeybus. Hij richtte Ultima Vez op om zijn werk te kunnen maken. Nu is het een huis geworden waarin veel dingen gebeuren.” Ultima Vez is een verhaal dat al meer dan 30 jaar meegaat. Dit evolueert naar een organisatie die op een intuïtieve manier aanvoelt dat kunst en de maatschappij elkaar wederzijds kunnen verrijken. Een organisatie die daar vandaag op vele manieren in investeert en een manier zoekt om die investering te stabiliseren en te vertalen in resultaten die ze weer met de maatschappij delen. De organisatie maakt deel uit van een breed netwerk van partners die ook haar buren zijn. Het gaat om een internationaal gerenommeerd gezelschap dat zijn lokale verankering oprecht waardeert.

Op het einde van ons gesprek is het middag en bezet een van die partners de grootste studio. Die studio heeft een lange eettafel en vele stoelen. Men zou niet meteen denken dat dit dezelfde plek is waar meer dan dertig jaar dansgeschiedenis werd geschreven. “Ik zeg er meteen bij: we zijn er nog niet. Maar we hebben veel meer gedaan dan ik had kunnen denken toen we de voorbereiding deden. Dat is fantastisch. Maar we hebben nog heel veel vragen”, besluit De Coster, zoals je dat van een general manager kan verwachten.

Tekst door Orlando Verde. Verde schrijft als freelancer voor onder meer Filmmagie en Rekto:Verso. Daarnaast is hij ook stafmedewerker bij de organisatie Kif Kif.

Lees of download hier dit artikel in een pdf.