Luisteren is goud: 8 tips om mensen in armoede te betrekken bij je lokaal netwerk

item_left

item_right

Luisteren is goud: 8 tips om mensen in armoede te betrekken bij je lokaal netwerk

Artikel

Beeld: foto van Priscilla Du Preez op Unsplash.com

Artikel geschreven door Lore Beke en Bart Ketelslegers

Hoe kunnen we de kwaliteit van de dialoog met mensen in armoede binnen de lokale netwerken vrijetijdsparticipatie verbeteren? Met deze vraag trok Demos naar de Wetenschapswinkel. En hoe ze werd beantwoord? Met een stevig eindwerk onder begeleiding van An-Sofie Smetcoren leverde Lore Beke - intussen master in de Agogische Wetenschappen aan de VUB -  de belangrijkste ingrediënten en voorwaarden aan.

Een literatuurstudie en vooral 6 focusgroepen met trekkers van lokale netwerken, mensen in armoede en academische experten, leverden de mosterd die we hieronder bespreken.

Voor mensen in armoede zijn er heel wat drempels om te kunnen participeren aan het vrijetijdsaanbod. Zo blijkt uit een recent onderzoek van Indiville in opdracht van de VRT dat maar liefst vier op de tien (41%) respondenten die zich in een socio-economisch kwetsbare positie bevinden, aangeven niet te kunnen betalen voor (sommige) vrijetijdsactiviteiten omdat dit simpelweg niet in hun budget past De lokale netwerken vrjietijdsparticipatie zijn dus meer dan ooit nodig om de drempels die mensen in armoede ervaren binnen cultuur, jeugdwerk en sport weg te werken.

Eerder onderzoek rond de lokale netwerken bevestigde onze vermoedens dat er al heel wat goede resultaten geboekt zijn en dat er op veel plekken constructief wordt samengewerkt voor een betere vrijetijdsparticipatie, maar ook dat er nog ruimte is voor verbetering op verschillende vlakken. Ongeveer een derde van de netwerkcoördinatoren gaf in 2016 aan dat de stem van mensen in armoede niet goed vertegenwoordigd is binnen het netwerk .

Er is niet één blauwdruk of recept om die vertegenwoordiging te verbeteren, maar een aantal belangrijke ingrediënten zien we steeds opnieuw naar boven komen.  We illustreren ze met quotes van trekkers van lokale netwerken en andere deelnemers die deelnamen aan de focusgroepen in het kader van het eindwerk.

Sta stil bij de vorm van de participatie

Om te kunnen nadenken over hoe je de participatie van mensen in armoede het best organiseert, is het belangrijk om stil te staan bij de vorm die participatie kan aannemen. Uit het onderzoek blijkt dat de dialoog met mensen in armoede sterk kan verschillen van gemeente tot gemeente. Zo onderscheidden we vier vormen van dialoog op basis van hun formeel of informeel en rechtstreeks of onrechtstreeks karakter.

Formeel - rechtstreeks

De eerste vorm zijn de formele overlegmomenten waarin mensen in armoede samen overleggen met de partners van het lokale netwerk. De netwerken die kiezen voor deze vorm van participatie menen dat mensen in armoede zelf in staat zijn om rechtstreeks in dialoog te gaan met de netwerkpartners. Deze vorm is formeel en biedt een rechtstreeks contact met de beleidsmakers.

“Iedere dialoog- en beleidswerkgroep is vertegenwoordigd door mensen in armoede. Dit is net de sterkte van onze organisatie. Ik persoonlijk ben allergisch voor afgevaardigden (professionelen) die het woord voeren voor mensen in armoede. Mensen in armoede zijn perfect capabel om zelf het woord te voeren. Daarnaast zie ik het als absolute meerwaarde om beleidsmakers samen te zetten aan tafel met ervaringsdeskundigen.”

Enkele trekkers en experten gaven echter aan dat deze manier van werken ook een gevaar met zich meebrengt. Niet iedereen is immers ‘klaar’ voor zo’n overleg.  De mensen in armoede die deelnemen aan deze formele overlegmomenten, zijn daarom vaak dezelfde personen. Deze mensen vertegenwoordigen dan een veel grotere groep mensen in armoede, maar dit kan een vertekend beeld geven van wat de noden zijn op het vlak van vrijetijdsparticipatie. Na een langere tijd geraken sommige mensen in armoede volgens sommige respondenten ‘getraind’ om hun mening te vormen, waardoor mensen die hier minder ervaring in hebben, minder hun stem zullen laten horen. Het is dus zeer belangrijk om rekening te houden met de nodige randvoorwaarden opdat een diverse groep mensen kan participeren.

Formeel – onrechtstreeks

Een tweede vorm zijn de formeel georganiseerde overlegmomenten van het lokale netwerk waarin een medewerker vanuit de armoedepartner fungeert als vertegenwoordiger van mensen in armoede. Vaak verzamelt de vertegenwoordiger van mensen in armoede input door middel van werkgroepen, leercirkels of andere inspraakmomenten met mensen in armoede. Zaken die besproken worden met het lokale netwerk worden op die manier teruggekoppeld naar een ruime groep mensen in armoede.

“Er zijn ook een heleboel mensen die geen nood hebben aan dialoog met beleidsmakers maar die ook hun zeg willen doen, die in de veiligheid van hun eigen groep een aantal dingen willen meegeven, een aantal dingen wel willen bespreken maar vanaf dat dat participatietraject verder gaat ook met alle plezier terug afhaken (…) Ik vind dat vaak in zo die kleine interventies van mensen ook heel veel zit.”

Informeel - rechtstreeks

Beleidsmakers (of andere netwerkpartners) kunnen zelf ook op dezelfde informele manier in dialoog gaan met mensen in armoede. De trekkers die deze vorm van inspraak gebruiken, geven aan dat er eerst een soort vertrouwensband moet ontstaan, voordat er goede informele gesprekken kunnen plaatsvinden tussen mensen in armoede en de beleidsmedewerkers.

"Ga naar de verenigingen toe, ga naar de mensen toe en zet je aan tafel met een kop koffie. Verwacht niet dat dat mensen van bij de eerste babbel het achterste van hun tong gaan laten zien. Uiteindelijk is dat wat onze werking betreft een groeiproces geweest. Mensen moesten mij eerst leren kennen, (…) door samen bij wijze van spreken een dagje naar zee te gaan voor een start-to-move activiteit zodat ze ondervinden "tiens, die is eigenlijk nog wel oké, je kunt daar nog mee babbelen". 

Mensen in armoede geven aan dat ze het fijn vinden als er de mogelijkheid is om die informele gesprekken te doen, maar dat deze gesprekken ook niet geforceerd mogen worden.

Informeel – onrechtstreeks

Soms is er sprake van een vertegenwoordiger van de armoedepartner die de stem van mensen in armoede overbrengt tijdens overlegmomenten met de partners van het lokale netwerk. Deze kan dan input verzamelen tijdens informele gesprekken. Deze gesprekken kunnen voor, tijdens of na een vrijetijdsactiviteit plaatsvinden, of het kunnen ook informele gesprekken zijn in een vereniging waar armen het woord nemen of in andere sociale organisaties.

De ideale vorm…

Deze vormen zijn niet hiërarchisch; alle vormen zijn waardevol op zich. De keuze voor de vorm of vormen van participatie die een lokaal netwerk gebruikt wordt onder andere gemaakt op basis van de beschikbare middelen, wat het draagvlak en de draagkracht is van de armoedepartner of wat de visie is van de trekker van het lokale netwerk. Elk lokaal netwerk kiest zelf hoe ze de dialoog met mensen in armoede organiseren. Lokale netwerken die dit kunnen, kiezen best voor meerdere vormen van participatie, zodat er ruimte is voor formele dialoog waar men effectief samen rond de tafel gaat zitten maar waar er ook sprake is van informele contacten.

Beeld: foto van Dilyara Garifullina op Unsplash.com

Zorg voor transparantie

Wat zeer vaak terug naar boven kwam tijdens de focusgroepen, was het belang van het helder afstellen van verwachtingen. Wanneer mensen in armoede bewust deelnemen aan een participatieproces hebben ze ook het recht om te weten hoeveel invloed hun stem zal hebben en wat die dialoogmomenten betekenen voor het ruimere beleid. Wanneer mensen in armoede hoge verwachtingen hebben die uiteindelijk niet worden ingelost, kan het participatieproces als teleurstellend en frustrerend ervaren worden.

“Ik denk dat je wel zeer bewust moet zijn als je in dialoog gaat dat je op voorhand heel duidelijk weet: tot hoe ver gaat die inspraak en participatie hier, en dat je daar ook gewoon direct eerlijk over bent. Als wij vanuit een stadsbestuur al vooraf een aantal krijtlijnen hebben uitgezet omdat wij die belangrijk vinden en omdat we weten dat we daar niet van gaan afwijken, moeten we dat ook gewoon durven zeggen.”

Het participatieproces kan ook ervaren worden als iets negatief als de participant het gevoel heeft dat er niets met de input gebeurt. Als men wil dat er op lange termijn in dialoog kan gegaan worden met mensen in armoede, moet men er voor zorgen dat deelnemers niet het gevoel hebben dat het een “praatclub” is, dat er ook effectief iets gebeurt met de dingen die ze zeggen. Herhaaldelijk terugkoppelen, successen benoemen en overzicht bieden zorgt er voor dat er een beter bewustzijn is over welke zaken er reeds concreet veranderd zijn dankzij de dialoog. Respondenten gaven aan dat wanneer iets niet mogelijk is, dat er hier ook gewoon open en eerlijk over gecommuniceerd moet worden.

Neem een authentieke grondhouding aan

Een belangrijk mechanisme dat de dialoog met mensen in armoede beïnvloedt is dat de trekker de juiste competenties moet hebben. Respondenten gaven aan dat goede dialoogpartners in het algemeen moeten beschikken van een authentieke en eerlijke grondhouding. Een gevoel van gelijkwaardigheid tussen de dialoogpartners is daarbij belangrijk.

Om een gevoel van gelijkwaardigheid te geven aan mensen in armoede, raadde een trekker aan om zo gewoon mogelijk om te gaan met mensen in armoede en kunstmatige methodieken achterwege te laten. Voer een gesprek zoals je dat zou doen wanneer je met collega’s of vrienden in dialoog probeert te gaan. Ook dialoogpartners die zich kwetsbaar durven opstellen, winnen sneller het vertrouwen  van mensen in armoede

“Als dat iets is dat ik geleerd heb; als je met mensen in armoede in dialoog wilt gaan, moet je iedere rol achterwege laten, je kunt niet de rol van "de maatschappelijk werker" spelen, je moet eigenlijk gewoon ook je kwetsbare zelf durven zijn. Als mensen ervaren dat je dat durft, gaan ze je veel meer krediet geven en gaan ze veel meer vertellen wat er eigenlijk op hun hart ligt”. 

Verschillende trekkers gaven aan dat je de dialoog met mensen in armoede best voert op de plekken waar zij zich comfortabel voelen. Professionals moeten daarvoor soms uit hun comfortzone durven komen. Meermaals werd er verwezen naar de  basisprincipes van outreachend werken, een referentiekader dat als zeer waardevol werd beschouwd, aangezien het professionals kan laten stilstaan over hun eigen referentiekader

Organiseer in een veilige en vertrouwde sfeer

Een mechanisme dat ook vaak terug boven kwam is dat er een goede sfeer tijdens de dialoogmomenten moet zijn. Wanneer er in het lokaal netwerk nauw wordt samengewerkt met een armoedevereniging, is het cruciaal dat er een veilige, aangename sfeer hangt en dat er een goede groepsdynamiek is. Het kan helpen om enkele regels op te stellen om de veiligheid van een dialoog te bewaken.

Naast een veilige sfeer werd ook duidelijk dat een veilige locatie zeer belangrijk is. Eerst en vooral moet er voldoende rust en privacy zijn op de locatie. Zoals eerder aangehaald, gaven de respondenten aan dat de dialoog het best werkt als deze doorgaat op een plaats waar mensen in armoede zich veilig en comfortabel voelen. Vaak worden schepenen, OCMW-medewerkers of vrijetijdsaanbieders uitgenodigd bij de armoedevereniging.

Wanneer men in dialoog wil gaan met mensen (in armoede), werkt dit best bij een tasje  koffie of thee. Of  koekjes - al dan niet zelfgebakken -, een stuk taart , een maaltijd … Het draagt bij tot de sfeer en het helpt mensen ook over de streep te trekken om zich nadien in te spannen voor een participatieproces. Naast het aanbieden van een hapje en een drankje geven mensen in armoede ook aan dat ze het fijn vinden als de ruimte gezellig is aangekleed.

“Mensen komen vaak niet naar een groep voor die participatie. Als er alleen maar participatie is dan komen de mensen niet. Als er koffie en taart is, eten werkt altijd, dan komen mensen en die participatie pakken ze er dan wel bij om het zo te zeggen.”

Werk aan verbondenheid

Verbondenheid werkt. Zo haalden mensen in armoede verschillende keren  aan dat ze het fijn vinden als de trekkers van lokale netwerken, of andere dialoogpartners, nabij zijn. Die nabijheid wordt gecreëerd door regelmatig aanwezig te zijn in een informele sfeer. Wederzijdsheid blijkt een belangrijk aspect. Dit houdt in dat er voldoende wederzijdse erkenning moet zijn van elkaars expertise.

Naast het geloof in mekaars expertise is er ook wederzijdse interesse in elkaars leefwereld nodig. Verschillende trekkers getuigden dat het van belang is dat mensen in armoede de netwerkpartners persoonlijk leerden kennen. Wanneer men elkaars werelden leert kennen, verwerven de netwerkpartners meer inzicht in armoede, en omgekeerd verwerven mensen in armoede meer inzicht in hoe beleid wordt gevoerd en hoe vrije tijd wordt georganiseerd. Zo krijgen beleidsmakers en vrijetijdaanbieders een gezicht en kunnen ze in de toekomst een aanspreekpunt zijn voor mensen in armoede.

“Wat ik ook wel heel fel merk is dat je mensen moet kennen. Vroeger waren mensen bang van de directeur van de bibliotheek. Nu zeggen ze: 'Hilde, dat is een toffe madam'. Mensen moeten een gezicht krijgen, ze moeten een aanspreekpunt hebben, dat ze weten bij wie ze terecht kunnen.”

Durf investeren in trage processen

De dialoog met mensen in armoede is sterker als het gebaseerd is op een duurzaam en voortdurend proces, en niet op iets eenmalig of projectmatig. Om tot oprechte gesprekken te komen moet er geïnvesteerd worden in trage processen; een gevoel van vertrouwen en verbinding groeit traag.

Betrek mensen (in armoede) op basis van wat ze zelf belangrijk vinden, en niet enkel op basis van wat het beleid belangrijk vindt. Idealiter zouden ze ook van in het begin van het participatieproces al aanwezig moeten zijn om mee de krijtlijnen van het proces uit te tekenen. Een expert maakte de vergelijking met een treinreis: het mag niet de bedoeling zijn dat mensen in armoede het gevoel hebben dat de trein al lang vertrokken is en zij vijf stations later mogen opstappen.

Ook kan het nefast zijn voor een participatieproces dat er te veel verloop is. Een nieuw gezicht kan er voor zorgen dat er weer van nul aan vertrouwen en verbondenheid gewerkt moet werken. Wanneer er sprake is van formele vormen van participatie moet je voldoende investeren in het versterken van mensen in armoede zodat iedereen zich competent voelt om deel te nemen aan de dialoog.

Wanneer er voldoende tijd is om die participatieve processen vorm te geven, is er ook ruimte voor verschil en discussie. Dat is iets dat verschillende experten en trekkers benoemden als zeer waardevol: men moet het niet meteen met elkaar eens zijn!

Beeld: foto van Franco Antonio Giovanella op Unsplash.com

Hanteer een aanpak op maat

Een participatief proces met mensen in armoede vraagt een aanpak op maat. Er is maar sprake van een aanpak op maat wanneer de drempels die mensen in armoede kunnen ervaren om deel te nemen aan een participatief proces zijn weggewerkt, meldde een expert.

Het betekent ook dat je investeert in een verstaanbare vorm van communicatie en taalgebruik. Een opmerking was dat professionelen moeten opletten met vakjargon. Het is belangrijk dat iedereen begrijpt wat er gezegd wordt, anders kunnen mensen (in armoede) een gevoel van onkunde en mislukking krijgen.

Houd ook rekening met de geletterdheid van de mensen in armoede. Aan mensen vragen om formulieren in te vullen of dingen te lezen, kan een drempel zijn. Ook gaven respondenten aan dat er extra aandacht moet zijn voor mensen in armoede die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn. Gebruik maken van tolken of heel laagdrempelige methodieken, pictogrammen of andere hulpmiddelen kan hierbij nuttig zijn.

En let op voor “wij-zij”-denken in de taal! Volgens een expert in de focusgroepen kruipt het sneller in ons taalgebruik dan we het zelf doorhebben. Bewustzijn over dit taalgebruik is dus nodig. Ten slotte zijn er ook bepaalde woorden die voor professionelen heel normaal lijken, maar die voor mensen in armoede heel anders binnen komen.

Denk aan de draagkracht en het draagvlak

Een mechanisme dat vaak naar boven kwam ging over het draagvlak en de draagkracht voor participatie. Ten eerste moet er draagvlak en een bepaalde ‘participatie-mindset’zijn bij het beleid. Beleidsmakers moeten er van overtuigd zijn dat participatie een vorm van democratie is die waardevol is en leidt tot een beter beleid. Alleen zo worden participatieprocessen serieus genomen en zullen er voldoende tijd en middelen voor worden vrijgemaakt.

Een factor die de kwaliteit van de dialoog ook enorm beïnvloedt is of er een armoedevereniging in de gemeente is met voldoende draagkracht. Wanneer een gemeente die ‘participatie-mindset’ heeft, zullen ze hier makkelijker in investeren, ook financieel. Bij gemeenten die geen armoedevereniging hebben, is het vaak meer zoeken naar manieren om de kwaliteit van de dialoog te bewaken. Draagkracht van een armoedevereniging uit zich niet enkel in de steun die ze vanuit het gemeentebestuur krijgen. Het uit zich ook in het vinden van medestanders in de gemeente.

Zoals een expert het mooi verwoordde, moeten mensen in armoede eveneens voldoende draagkracht of ‘bandbreedte’ hebben om rond bepaalde thema’s te kunnen nadenken. Participatieprocessen kunnen dan ook niet plaatsvinden zonder de nodige zorg en omkadering. Maar zelfs dan is het zo dat als mensen met grote, acute problemen zitten, het aangaan van een duurzame en diepgaande dialoog zeer moeilijk zal zijn. Mensen haken dan tijdelijk af tot ze opnieuw voldoende draagkracht hebben. Het is cruciaal dat hier de ruimte voor kan en mag zijn.

Nabeschouwing

Ruimte bieden aan de stem en expertise van mensen in armoede is een absolute voorwaarde om drempels in het vrijetijdsaanbod weg te halen en toe te werken naar een concreet en bruikbaar aanbod. Niets is zo makkelijk als de intentie uitspreken om ‘participatie te organiseren’. Duurzame en waardevolle participatie opzetten vergt echter tijd, geld en energie en een bewuste keuze om hier in de soms strakke beleidsplanning, ruimte voor te bieden. Netwerken die erin slagen een goede betrokkenheid te realiseren zien ook de meerwaarde ervan en de energie die het geeft om effectief zaken in beweging te zetten.

De uitdagingen in de tips die we eerder besproken hebben zijn niet min, maar streven naar dé perfecte vorm van participatie hoeft niet en kan zelfs contraproductief werken omdat de focus dan eerder op de methode dan op het proces komt te liggen. 

Het allerbelangrijkst is de intentie en volgehouden inspanning om effectief te luisteren naar hoe mensen in armoede vrije tijd beleven, op welke drempels zij stoten en welke verbeteringen zij voorstellen. Niet enkel spreken over mensen in armoede, maar écht luisteren naar hun verhaal dus vanuit het motto: spreken is zilver, luisteren is goud! 

NB je vindt de volledige thesis hier onder dit artikel