Tussen instituut en anarchie: Unie der Zorgelozen omarmt het onverwachte

item_left

item_right

Tussen instituut en anarchie: Unie der Zorgelozen omarmt het onverwachte

Artikel

Interview met Geert Six en Joon Bilcke

“De dag tegen armoede, daar doen we niet meer aan mee. Triestig word ik ervan. Zo’n evenementen dienen zogenaamd om kwetsbare mensen een stem te geven. Maar op zijn best levert dat een gecontroleerd geheel op. Het is iets evenementieels terwijl de overheid dagelijks bezig zou moeten zijn om mensen uit de armoede te krijgen.” Geert Six, artistiek leider van de Unie der Zorgelozen, neemt geen blad voor de mond. Bij de Unie heerst dan ook een gezonde tegendraadsheid. Samen met een hart voor de maatschappij.

Dit artikel kadert in de artikelenreeks ‘Het DNA van participatie’ waarin Demos focust op de impact van participatie op organisatieniveau. Je kan dit artikel ook lezen in een pdf.

Theatervoorstelling Vijand van het volk - (c) Unie der Zorgelozen

Kortrijk ligt bedekt onder een dikke laag sneeuw. Geert Six en artistiek medewerker Joon Bilcke laten ons binnen in de lichte, warme ruimte boven het café van de Unie. Thee en koekjes staan klaar. “We werken participatief op alle niveaus van onze organisatie. Er wordt samen met deelnemers gecreëerd, nagedacht en uigevoerd. Dat is fundamenteel voor ons”, steekt Bilcke van wal. Geert Six: “Dat betekent ook dat we altijd in functie van ons doelpubliek denken. Ons halfjaarlijks magazine De Gazet moet bijvoorbeeld niet enkel de vlotte lezer bereiken, maar ook mensen die wat trager zijn.” Bilcke: “Bij alles wat we maken, zorgen we ervoor dat niet enkel de erkende stemmen worden meegenomen.”

Het West-Vlaamse gezelschap is al jaren een vaste waarde in het sociaal-artistieke landschap. Het handelsmerk van de organisaties bestaat uit volkse theatervoorstellingen die het verhaal van de kleine mens opentrekken naar universele thema’s. Daarvoor wordt er samengewerkt met mensen uit alle lagen van de bevolking. Evengoed is de Unie een huis van creativiteit, gastvrijheid en maatschappijkritiek.

De schoonheid van het onstabiele

Bij de Unie laten ze zich graag leiden door de verhalen en het tempo van de deelnemers. Six: “Tijdens het werken aan ons stuk Pardon Service hebben we geen enkele repetitie gehad waarbij alles van een leien dakje liep. Er was altijd wel iemand die een slechte dag had, niet kwam opdagen of met een probleem zat. Maar als ik moet kiezen tussen die voorstelling en een productie als Vijand van het Volk waarbij we meer geconcentreerd konden werken, dan kies ik Pardon Service. Het moeilijke traject levert juist zoveel waardevols op.”

“Ik houd van dat onverwachte. Je weet dat als je met twee van onze spelers Wachten op Godot maakt, de kans bestaat dat Estragon in de coulissen zal zitten en zal vergeten om op te komen. Maar juist daar zit schoonheid in.”

Bilcke: “We huldigen niet toevallig het do-it-yourself-principe. We besteden zo weinig mogelijk uit. We werken bijvoorbeeld niet met externe catering of decorateliers. Soms komt degene die beloofd had om te koken niet opdagen. Als je dat door een ‘professional’ laat doen, zal je dat niet zo snel meemaken. Een ander voorbeeld is onze vormgeving. Die wordt gedaan door een Zorgeloze die al meedraait sinds het begin van de werking. Hij heeft zware periodes doorgemaakt, waarbij hij soms moeilijk te bereiken was. Dat was niet altijd evident omdat ik intussen wel de afspraken met de drukker moest zien na te komen. Maar ik zou niet op een andere manier willen werken. Los van het onstabiele, is het ook geestig. Er zit een subversief kantje aan. Het non-conformistische ervan zorgt ervoor dat de werking nooit ‘geformatteerd’ raakt. Het houdt je fris, je moet soms inventief zijn en je krijgt er nieuwe ideeën door.” Six: “Het vergt soms wat doorzettingsvermogen, maar het levert een unieke huisstijl op.”

Workshop OKAN - (c) Unie der Zorgelozen

Bilcke: “Niet elke Zorgeloze is even ‘aanstuurbaar’. Dan belooft iemand je bijvoorbeeld om tegen volgende week een tekening te bezorgen en vervolgens hoor je er niks meer van. Vier weken later komen ze terug binnenwandelen met foto’s (lacht). Maar voor ons is dat natuurlijk prima.”

Open deur voor basisparticipanten

Sinds een tijdje werkt er in huis een medewerkster van het OCMW. Bilcke: “Caroline kan van hieruit mee de voedselbank, het straathoekwerk en de homeless cup blijven opvolgen, maar nu vanuit een soort van huiselijke thuisbasis die het OCMW moeilijk zelf kan bieden. Mensen komen hier gewoon binnenwaaien, bijvoorbeeld tijdens de wekelijkse ‘Koffieklets’ op donderdagmiddag. Onze werking biedt een veel vrijere omgeving om aan sociaal werk te doen en omgekeerd verrijkt haar werk ook onze sociaal-artistieke praktijk, zowel op inhoudelijk vlak als wat betreft een meer diverse mix aan mensen.”

Six: “Je zou ook kunnen zeggen dat ze ons werk compliceert. De basisparticipant die gewoon binnenrolt vergt wel wat van ons. Ze hebben nood aan tijd en aandacht. Joon had gisteren een afspraak met iemand om te werken aan een item voor in De Gazet, maar het eerste uur ging het gesprek over heel andere zaken.”

Bilcke: “Je zou kunnen zeggen dat ik een uur tijd ‘verloor’, maar we zien dat niet op die manier. Het echte gesprek was net het onbedoelde. Precies zo komt er materiaal binnen waarmee we aan de slag willen. Het gaat om urgenties die onze praktijk voeden. Dat hoort bij onze filosofie. We staan principieel open voor de mensen die hier toekomen. Het is fijn om artistiek met hen aan de slag te gaan. We vinden altijd wel een manier om te tekenen, te schilderen of foto’s te nemen. Dan zoeken we samen uit hoe we hun werk kunnen integreren in een breder verhaal. Denk maar aan een voorstelling of De Gazet.”

Six: “Als er iemand voor wat meer risico zorgt op vlak van diefstal of drugs, investeren we ook bewust in die persoon. Je weet dat hij of zij altijd kan hervallen maar ons uitgangspunt is dat wij van onze kant nooit zullen stoppen met de samenwerking. Als iemand door een van beide kanten volgehouden engagement uiteindelijk de werking op bepaalde vlakken versterkt, is dat heel fijn om te merken.”

Participatie organiseren

Bij de Unie gaan ze prat op het feit dat er wordt samengewerkt met deelnemers uit verschillende lagen van de bevolking. Six: “Toen we begonnen was dat nochtans veel afgelijnder. De eerste voorstelling maakten we met voormalige werknemers uit een oude textielfabriek, samen met mensen uit één bepaald buurthuis, en daarnaast enkele autonome binnenwaaiers. Gaandeweg is de groep verbreed. Sommige deelnemers komen intussen helemaal uit Roeselare, anderen wonen om de hoek. Bovendien komen ze zelf, we rekruteren niet rechtstreeks. Het lastigste vind ik dat we niet meer iedereen even vlug kunnen bedienen. Ook het spanningsveld tussen de beginners en gevorderden die al vaker hebben meegedaan, is niet altijd evident.”

Bilcke: “Je moet weten dat die eerste voorstelling dateert van de winter van 1999, dat is bijna twintig jaar geleden. In al die tijd zijn er mensen verhuisd, geboren, gestorven, enzovoort. Onze huidige groep deelnemers is een amalgaam van zowel mensen die al jaren meedraaien als nieuwe gezichten.”

“Voor ons staat het voorop dat we alle mensen in hun waarde laten. Hier kunnen ze hun talent ontplooien, ook als blijkt dat ze vooral graag koffie zetten. Eén van onze meest waardevolle vrijwilligers is degene die de planten verzorgt en in alle stilte kaartjes zit te schrijven. Je hoort en ziet haar nauwelijks. Ze zal nooit meedoen in een voorstelling. Maar haar zorgzaamheid vormt een belangrijke bijdrage aan het geheel.”

Theatervoorstelling Pardon Service - (c) Jan D'hondt

Hoewel het participatieve wordt doorgetrokken naar vrijwel elke laag van de werking, zijn er ook wat dat betreft grenzen. Bilcke: “De grote financiële technische beslissingen worden genomen door de vaste ploeg en de Raad van Bestuur. Je moet nu eenmaal thuis zijn in de interne werking als er knopen doorgehakt moeten worden over zaken als verzekeringen of leningen enzovoort. Wat de inhoudelijke projecten betreft zouden we het participatieve karakter van de werking graag doortrekken naar andere aspecten van de werking, zoals de programmatie in de zaal. Maar daar zijn we nog niet aan toegekomen. We hebben nog maar pas onze intrek in de Scala genomen. Zoiets heeft ook wel wat voeten in de aarde hè. Echte participatie, dat organiseer je niet op één, twee, drie.”

Grafitti op de nieuwe ruiten

Sinds het voorjaar van 2017 trok de Unie na veel zweten en zwoegen naar haar nieuwe zaal de Scala in de Pluimstraat. Acht jaar lang duurde het om de oude, vergane danszaal om te toveren tot een nieuwe artistieke ontmoetingsplaats en cultureel huis. Met onder meer de hulp van verschillende overheden, de Nationale Loterij maar ook een grootschalig crowdfundingsproject, werden de nodige middelen bij elkaar geschraapt. De trots is groot, maar tegelijkertijd heerst er ook onwennigheid.

“Ik vind het hier soms bijna te proper”, grinnikt Six. “Als mensen vroeger op onze vorige locatie - een oud en deels vervallen herenhuis - binnenkwamen, keken ze wel eens verwonderd. Nu zeggen sommigen: ‘Amai, chique zeg’. Als er hier beneden in het café veel volk zit, voel ik me helemaal op mijn gemak, hoor. Maar onze bureaus blijven er beangstigend nieuw uitzien. Dat blijf ik raar vinden.”

“Laat er geen twijfel over bestaan: ik vind het fantastisch dat een organisatie die zo organisch gegroeid is als de onze in dit gebouw gestationeerd is geraakt. Maar de keerzijde is dat we de trein op meer diverse sporen moeten kunnen laten rijden.” De nieuwe zaal brengt dan ook een stevige belasting mee voor de ploeg. Het extra personeel dat bij de laatste subsidieronde werd gevraagd om dit op te vangen, kreeg De Unie niet.

Allez Chantez - (c) Unie der Zorgelozen

Bilcke: “We hebben eigenlijk een technieker nodig voor de zaal, alsook iemand die het café doet draaien. Maar momenteel zijn we maar met het equivalent van goed vier voltijdse krachten. Dat betekent bijvoorbeeld dat er te weinig mankracht is om de inkomsten te genereren die het café en de zaal met zich mee hadden moeten brengen.”

“We hebben voor ons subsidiedossier bij het Kunstendecreet zowel op de functie participatie als op productie ingediend. Maar nu hangen we vast aan de 12,5 procent verplichte eigen inkomsten en dat is een behoorlijke strop rond onze nek. We houden onze prijzen zo laag mogelijk en inkomsten uit toernees zijn binnen ons werk niet vanzelfsprekend. De centen moeten dus ook van elders komen, bijvoorbeeld uit zaalverhuur. Maar al het werk dat dat met zich meebrengt, van afspraken maken tot de zaal klaarzetten en opruimen, daar hebben we met de huidige ploeg de marge totaal niet voor.”

Six: “Ze verplichten je eigenlijk om zaaluitbater te worden, terwijl sociaal-artistieke creatie onze bestaansreden is.”

Bilcke: “De manier waarop wij met participatie bezig zijn, brengt met zich mee dat we veel tijd investeren in onze deelnemers. Maar nu zitten we dus met die druk op de werking en de infrastructuur. De Unie is altijd een vrijplek geweest waar je vanalles in gang kon steken. Wie een kookavond wou beginnen, deed dat gewoon. Die vrije werking willen we geen halt moeten toeroepen omdat we inkomsten nodig hebben en ervoor moeten zorgen dat de zaal verhuurd raakt enzovoort.”

“Daarom hebben we beslist om op een vrijere manier met die 12,5 procent om te gaan en ons erbij neer te leggen dat het soms kantje boordje zal zijn”, zegt Six. “Ik wil daar nu niet te veel compromissen in maken. Het is goed dat we onszelf weer beter moeten leren kennen binnen het instituut en onszelf hier en daar wat moeten heruitvinden. Maar dat doen we ook maar zodat we de ruiten uiteindelijk met grafitti kunnen beschilderen. En mocht de zakelijke realiteit van het decreet uiteindelijk maken dat we niet meer kunnen zijn wie we zijn, dan moeten we eruit stappen.”

Ambitie

Meer willen doen dan mogelijk is met de kleine ploeg, vormt bij de Unie soms een bron van frustratie. Six: “Om in de Scala een dynamiek te laten ontstaan, moeten we er divers en langdurig in kunnen werken. Andere plekken van waaruit we vroeger graag werkten, liggen daardoor wat verder af. Vroeger begon ik simpelweg op zo’n plekken te creëren. Ik knoopte praatjes aan met mensen, schreef dat uit en we waren vertrokken. Maar dat kan ik er nu niet meer bij nemen.”

Volkskeuken Resto Ratatouille - (c) Unie der Zorgelozen

De zaal vergroot wel de potentiële vrijheid om van alles te organiseren. Het principe blijft dat iedereen de vrijheid heeft om een voorstel te doen. Six: “Wie dat wil, mag een feest organiseren of beslissen wat we zullen koken.” Bilcke: “We leggen ook uit aan de Zorgelozen dat de zaal van hen is, al botsen we wat dat betreft soms op praktische zaken. Dan wil er iemand pakweg een vrijgezellenfeest organiseren, wat prima is. Maar vervolgens blijkt dat men eigenlijk wil dat wij – de vaste ploeg - dat voor hen organiseren (lacht).” Six: “Dat is dus niet haalbaar. De vrijheid om iets te ondernemen, gaat samen met verantwoordelijkheid. Als we met de ploeg de voorstellen en ideeën van iedereen moeten realiseren, zouden we andere dingen moeten schrappen en dan is er bijvoorbeeld geen ruimte meer om voorstellingen te maken.”

Bilcke: “We willen niet zomaar stoppen met wat in wezen ons sociaal-artistiek basiswerk is – het opzetten van creaties met ‘onbevoegden’ - of dat nu binnen toneel, fotografie, beeldend werk of nog wat anders is.” Six: “Natuurlijk zien we overal opportuniteiten om iets groots te maken van de kleine dingen die hier ontstaan. Maar we moeten vaak met hartzeer beslissen om dingen niet te doen.”

De wijk betrekken

De oude dame die aan de overkant woont, zwaait als ze ons ziet zitten. Niet toevallig investeerde het team van de Unie heel wat tijd en energie in de inbedding van de werking in de wijk. Bilcke: “We trekken nog steeds hetzelfde publiek aan als voor onze verhuis. Uiteindelijk liggen die twee buurten niet ver van elkaar. Maar we hebben wel tijd gemaakt om de nieuwe buren te leren kennen. We hebben interviews gedaan in de wijk en zijn letterlijk naar buiten gekomen met koffie en thee om gezellig samen te kletsen. ‘Koffiedam’, heette dat. Dat wekelijkse moment is intussen de ‘Koffieklets’ geworden die we hier nog steeds op donderdag inrichten. Zo proberen we mee te zorgen voor de omgeving. We weten intussen ook dat we de buurtbewoners zelf moeten opzoeken in plaats van te verwachten dat ze naar ons komen. Die koffie wordt door sommigen trouwens gepercipieerd als een apart project, maar voor ons is dat gewoon een deel van de werking.”

Koffieklets - (c) Unie der Zorgelozen

Six: “We hebben in dezelfde lijn een tijd het ‘Eentafelrestaurant’ georganiseerd. Mensen die thuis geen plaats hebben om mensen te ontvangen, konden daar de keuken gebruiken en familie of vrienden uitnodigen. Ik vond dat heel waardevol. Bovendien inspireren die momenten ons ook voor de rest van de werking hè. Die babbels en de manier van omgaan met elkaar sijpelen door in het artistieke werk. Ik vind het belangrijk om zo’n dingen te doen.”

“Wist je dat we lange tijd bewust geen frietpot hadden omdat we die dan telkens ergens moesten gaan lenen? Dan kan je de eigenaar meteen uitnodigen om iets te komen drinken. Maar dat is natuurlijk intensief. De mensen beginnen dan hun leven te vertellen en vervolgens ben je vertrokken. Ook daar heeft de pragmatiek het uiteindelijk gewonnen: intussen hebben we een eigen frietpot (lacht).”

Durven experimenteren

Als hen gevraagd wordt of ze het lastig vinden dat sociaal-artistiek werk in de kunstensector soms wat stiefmoederlijk behandeld wordt, halen beide heren hun schouders op. Six: “Ik begrijp dat er mensen zijn die niet snappen waarom wij vinden dat er kwetsbare groepen op scène moeten staan. Maar die discussie is eindeloos. Wij maken die artistieke keuze en anderen hebben het recht om ons werk neer te sabelen en niet mee te zijn. Ik snap dat er volgens sommigen een verschil bestaat tussen wat er tot de canon behoort en wat je hier ziet. Al kijk ik op dezelfde manier naar opera als naar sociaal-artistiek werk.”

Bilcke: “Het gaat ook om referentiekaders, de bril waardoor je naar dat werk kijkt. Sociaal werkers klagen soms als ze vinden dat we te weinig kwetsbare mensen op scène zetten terwijl mensen die gewend zijn aan pakweg het werk van Jan Fabre zich wellicht afvragen of wat wij maken wel kunst is.”

Six: “Goh ja, zelfs ons eigen publiek scant de spelers soms op zoek naar wie de zogenaamde marginale is. Bepaalde mensen komen kijken omdat ze het bijzonder vinden om ‘moeilijke gevallen’ iets moois te zien doen, anderen willen gewoon een goede voorstelling zien. Ik vind het zelf boeiend om in de programmering en in wat we maken te blijven balanceren tussen het sociale en het artistieke, tussen engagement en poëzie.”

Theatervoorstelling Pardon Service - (c) Heroen Bollaert

Dat er binnen het reguliere artistieke veld steeds vaker participatieve projecten worden opgezet, vinden ze op zich positief. Six: “Tegelijkertijd snap ik niet hoe zoiets op projectmatige basis kan werken. Ik denk bovendien dat ze er gerust inventiever mee om zouden kunnen gaan. Het verwondert me dat men artistiek durft te experimenteren in de zaal, maar dat een sociaal experiment in huis zo vaak uit den boze is. Waarom maak je bijvoorbeeld van al die veel te lege foyers geen sociale experimenteerruimtes? Dat is op zich nog heel veilig: je voordeur is open maar de deur van de repetitiezaal kan gerust dicht blijven. Ik begrijp wel dat je ook in die werkingen niet zomaar alles kan doen hè, net zoals dat je ploeg gebonden is aan een zekere opdracht, maar toch.”

Bilcke: “Sinds het sociaal-artistieke landschap geofficialiseerd werd, zijn er uiteindelijk weinig bestaande reguliere instellingen au fond veranderd. Ze werken weliswaar af en toe samen met een doelgroep, maar de organisaties zelf zijn hetzelfde gebleven.” Six: “Reguliere huizen houden het soms liever in een veilige hoek en willen niet dat het hun werking écht infiltreert. Dan hebben ze bijvoorbeeld een publiekswerker die iets mag creëren met deelnemers maar dat werk mag vervolgens niet getoond worden in de foyer omdat het niet artistiek genoeg is.”

Bilcke: “Ik ben blij om te merken dat studenten via bijvoorbeeld het RITCS vandaag een bredere opleiding krijgen en meer voeling hebben met onze soort praktijken. Maar die nieuwe generatie is helaas nog niet doorgedrongen tot de grote huizen. Ze staan aan de poort maar geraken nog niet binnen. Op een bepaald moment zullen de kunsten nochtans wel mee moéten. Anders worden het archaïsche instituten. De maatschappij is zo fundamenteel aan het veranderen, die boot mogen ze niet missen. Denk maar aan het urinoir van Duchamp: toen kon er opeens ook anders over de kunsten gedacht worden.”

Tekst door Ciska Hoet. Hoet is directeur van RoSa vzw, kenniscentrum voor gender en feminisme. Daarnaast is ze freelance cultuurjournalist voor onder meer De Morgen en kernredacteur van podiumkunstentijdschrift etcetera. Ze is actief bij burgerbeweging Hart Boven Hard.